Regie: Ang Lee
Met: Suraj Sharma, Irrfan Khan, Ayush Tandon, Gautam Belur, Adil Hussain, Tabu, Ayaan Khan, Mohd. Abbas Khaleeli, Vibish Sivakumar, Rafe Spall, Gérard Depardieu
Als je het scenario buiten beschouwing laat, ís Life Of Pi ook een film met alles erop en eraan: een diertuin met exotische beesten, een grote storm, een schip dat vergaat en het weinig conventionele verbond tussen een jongen en een tijger om heelhuids het bewoonde deel van het Amerikaanse continent te bereiken, een vleesetend eiland, de tussenkomst van God als de ultieme deus ex machina, vliegende vissen, duizenden nieuwsgierige stokstaartjes en een lompe walvis om het aantal kleine en grotere rampen op peil te houden, het houdt je als kijker bijna 2 uur bezig en het lijkt ook allemaal echt, tot en met de rat die als verstekeling meevaart. Voeg daar het 3D-effect aan toe en het succes is gegarandeerd? Voornamelijk in Azië, want wat op de westerse markt als een Ang Lee-film pur sang gepresenteerd wordt, is in werkelijkheid een kinder- of jeugdfilm die wellicht ook de moeders kan overtuigen, maar waarvoor mannelijke bioscoopbezoekers in hoge mate bedanken. Als u Life Of Pi (uitspraak: paai) toch bekijkt, dan doet u dat wellicht voor de zo goed als perfecte CGI-effecten, want op een enkele keer na, ziet u haast nooit dat de meeste opnamen voor groene schermen zijn gedraaid en dat de dieren via de computer zijn gegenereerd (in de fragmenten waarin ook de jonge Pi te zien is), want uiteraard hebben de acteur en de tijger nooit samen in een bootje gezeten of bestaat er ergens op aarde een vleesetend eiland dat bewoond wordt door tienduizenden stokstaartjes, u weet wel die knaagdiertjes die zo mooi op kunnen zitten en dan heel nerveus met hun kopjes draaien om gevaar op te speuren.
Maar het is dankzij de overkill qua CGI dat Ang Lee uiteindelijk dit verhaal kan vertellen over de eigenaar van een dierentuin in India die besluit om met z’n gezin naar Canada te verhuizen en de dieren mee te nemen om ze op het Amerikaanse continent aan de man te brengen. in een echte ark van Noach gaat het gezelschap op pad (al is het vrachtschip veel minder romantisch dan in het Oude Testament), maar kort nadien komt de boot in een storm terecht en vergaat met man en muis, dat wil zeggen: Pi overleeft als enige de ramp, samen met een paar vogels, een hyena, een zebra, een aap, een tijger en een rat. De vogels kiezen uiteindelijk hun eigen toekomst, maar de rest van de dieren moet het na verloop van tijd afleggen tegen een hongerige Bengaalse tijger. Als Pi ontsnapt aan diens scherpe tanden, dan komt dat omdat hij zich terugtrekt op een zelfgemaakt vlot dat via een dik touw met de boot verbonden is. Om de tijger op andere gedachten te brengen probeert hij af en toe een vis te vangen, maar uiteindelijk beseft hij dat er maar één meester kan zijn op een kleine boot en dus leert hij de tijger manieren, al vraagt dat wel enige inspanning. Maar daarmee komt er meteen ook verhaalruimte vrij voor een aantal spectaculaire avonturen op zee en CGI-effecten om u tegen te zeggen.
Life Of Pi lijkt op elk moment op een sprookje uit Duizend en Eén Nacht. Dat was wellicht de bedoeling en dat is ook de enige verdienste van deze productie, want spannend zijn uiteindelijk alleen de fragmenten waarin de tijger z’n medepassagier Pi als een lager wezen in de voedselketen ziet en de jongen een methode bedenkt om hem van dat idee af te brengen. Als er al sprake zou zijn van een verborgen zedenles, dan hebben wij die niet gezien of gehoord, maar dat mag je wellicht ook niet verwachten in een film waarin alles in functie van de visuele effecten staat. Dan toch maar liever de aandoenlijke zorg van een vader voor z’n enige spruit zoals in Finding Nemo (2003) of de ijzingwekkende hardheid van de koningin-stiefmoeder uit Sneeuwwitje (1937).