BAARÌA
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2010-11-24
FILM
Baaría van de Italiaanse regisseur Guiseppe Tornatore is een superproductie over drie generaties Sicilianen tussen de jaren dertig en de jaren zestig van de vorige eeuw. Geen moeite is gespaard om de kijker te overdonderen met bloedmooi beeldmateriaal en in Italië oordeelde men dat zulks volstond om de film in te sturen voor de Oscars® in Hollywood. Maar het fel begeerde beeldje heeft
Baaría niet gekregen, want de productie raakte zelfs niet voorbij
Das Weisse Band van Michael Haneke of voorbij
Un Prophète van de Franse regisseur Jacques Audiard, twee Europese inzendingen die wél genomineerd werden. Uiteraard hoeven we het niet altijd met de Oscar-jurering eens te zijn en in het verleden zijn interessante films vaker naast de prijzen gevallen, maar zelden was er op het thuisfront (Europa) zoveel controverse omtrent een film, want terwijl een deel van de pers de productie onomwonden de hemel in bleef prijzen, kon Baaría bij de overgrote meerderheid van de filmrecensenten geen genade vinden wegens te bombastisch, te ambitieus en te weinig emotineel.
Baaría is het verhaal over Ciccio, Peppino en Pietro Torrenueva. Ciccio is degene met de sterke tanden, zijn zoon Peppino wordt op jonge leeftijd lid van de Communistische Partij, trouwt met de mooie, maar al even arme Mannia die door haar ouders aan een rijke grootgrondbezitter was beloofd, en bouwt uiteindelijk een haperende politieke carrière uit. Pietro – wellicht de regisseur zelf – is de cineast in spe, de verzamelaar van filmnegatieven. Regisseur Guiseppe Tornatore maakt van de drie verhalen een blitse en oogverblindende biografie waarvoor kosten noch moeite zijn gespaard: het dorp Bagheria (Baarìa in het plaatselijk dialect) wordt in de Tunesische woestijn nagebouwd, voor de massascènes worden duizenden figuranten opgetrommeld, een close-up van één van de hoofdpersonages groeit meermaals uit tot een panoramische luchtopname en het geheel wordt ondersteund door een flitsende montage en prachtige muziek van Ennio Morricone. Jammer genoeg neemt Tornatore nauwelijks de tijd om de toeschouwer met z’n hoofdpersonages vertrouwd te maken. In het eerste halfuur is het bijgevolg bijzonder moeilijk om het verhaal te volgen, laat staan greep te krijgen op wie nu eigenlijk wie is. Ondertussen heeft de regisseur ontelbare korte verhaaltjes gelanceerd, maar ze even snel ook weer opgeborgen omdat een aantal nieuwe anekdotes dringend moet worden verteld. Wat een kijkbeurt van twee en een half uur moet worden, wekt op die manier al na iets meer dan een uur vermoeidheid in de hand, want afgezien van de iets of wat interessante liefdesaffaire tussen Peppino en Mennina, is er eigenlijk nog niets gebeurt wat aan de ribben blijft plakken, tenzij uiteraard de prachtige opnamen van het Siciliaanse (Tunesische?) landschap en de bij momenten zeer kleurrijke inwoners van het kleine dorp.
Je kan over Tornatore’s camerawerk en z’n zeer opmerkelijke montage beslist een vele pagina’s lange loftuiting schrijven, want als deze film kwaliteiten heeft, dan situeren ze zich hoe dan ook op die beide terreinen. En uiteraard is de film ook bij momenten poëtisch, humoristisch, tragisch, uitdagend, gewelddadig en vooral bijzonder goed geacteerd, maar hij is zelden aangrijpend of ontroerend. Wat er met de personages gebeurt, het interesseert je als toeschouwer nauwelijks en het klein beetje betrokkenheid bij de leef- en werksituatie van bijv. de kleine Peppino als schapenhoeder of koeienmelker, krijgt geen vervolg op het moment dat het kwetsbare kind een volwassen man wordt. Misschien omdat we zo weinig affiniteiten hebben met zijn politieke ambities of z’n falende carrière, maar is het niet aan de regisseur om het materiaal dermate te behandelen dat ongeacht de ingesteldheid of de vooringenomenheid de toeschouwer met het hoofdpersonage moet kunnen meeleven? Tornatore tast vooral situaties, voorvallen en consequenties op zonder het materiaal te dramatiseren, waardoor de toeschouwer ongevoelig blijft voor het lot van de antagonist. Dat geldt overigens niet alleen voor Peppino, maar ook voor zijn vader Ciccio – die we als volwassene nauwelijks nog in beeld krijgen – en vooral voor Pietro, een personage dat nauwelijks ruimte krijgt en dan ook niet beklijft.
De politieke constellatie in Italië en meer bepaald in Sicilië tussen 1930 en de late jaren zestig, de strijd tussen communisten, socialisten en maffiosi en de bijna voortdurende eis van de boeren om het land van de malafide grootgrondbezitters op een eerlijke manier te verdelen, ze zijn uiteindelijk de meest interessante aspecten van Baarìa omdat ze veel meer dan de personages tot het voorstellingsvermogen van de toeschouwer spreken. Alleen de jonge Ciccio, de al even jonge Peppino en diens zesjarig zoontje Pietro vormen een uitzondering op de regel, want hun tussenkomsten zijn grappig, hartverwarmend en emotionerend. Dat de film in het laatste kwartier toch nog de nadruk verlegd van zakelijkheid naar emotie is een vrij geslaagde truc om de toeschouwer toch met een goed gevoel en een zekere betrokkenheid de zaal uit te sturen, maar het is niet meer dan een handigheidje na veel te veel losse flodders waarvan sommige helemaal hun doel niet bereiken, om er twee te noemen: de optocht met het beeld van Sint-Jozef die door een fikse regenbui letterlijk in het water valt of de mededeling van een waarzegster dat ze een tijdje uit de buurt is gebleven omdat haar zoon een maandlang onvindbaar was. Het zijn fragmenten die Tornatore over zijn eigen jeugd in Bagheria heeft overgehouden, maar ze voegen niets toe aan het verhaal en ze hebben ook geen enkele extra impact op de sfeer, de toon of de algemene stemming van de film. Integendeel.
Blijven over de prachtige setting en de bij momenten prachtige fotografie van regisseur Guiseppe Tornatore, die duidelijk het bewijs wil leveren van zijn grote meesterschap. Maar daarvoor hebben we deze gezwollen vertelling helemaal niet nodig, want hij bewees zich al op overtuigende wijze in
Malena (2000) en in
The Legend of 1900 (2000). Bijgevolg kunnen we Baarìa niet meer dan een gemiddelde score toekennen, hoe indrukwekkend het beeldmateriaal bij momenten ook mag zijn.
BEELD EN GELUID
Voor beeld en geluid zijn er wat Baarìa betreft maar twee trefwoorden: perfect en indrukwekkend. Niets is aan het toeval overgelaten om een prachtig epos op het scherm te brengen met schitterende kleuren onder een stralende zon, niet de Italiaanse met z’n lange schaduwen en doorzichtige helderheid, maar in dit geval de Tunesische, fel en bloedheet. De tinten zijn veelzijdig, maar beige en bruin overheersen met blauw voor de nachtelijke scènes.
De soundtrack van Ennio Morricone is zonder meer prachtig, met veel Napolitaanse en Siciliaanse klanken en een dreigende sfeer. De film komt met een 5.1- én een DTS-track, waarbij die laatste iets meer punch heeft, maar over het algemeen zijn beide geluidstracks toch aan elkaar gewaagd.
EXTRA’S
De Originele Bioscooptrailer.
CONCLUSIE
De meningen over Baarìa zijn verdeeld, maar onze conclusie is eenduidig: goed verhaal, goed genoeg qua acteerprestaties, prachtig in beeld gebracht, té zenuwachtig qua montage met te veel nietszeggende of gewoon overbodige scènes, maar wel met een hemelse soundtrack.