:: ARTIKELS ::
COLUMN #13: ROCK ME AMADEUS
Type: Column - Datum: 2012-10-17 - Geplaatst door: William
MILOS FORMANS AMADEUS
Een dvd die ik al een tijdje opnieuw in de player wilde stoppen is Amadeus (1984) van Milos Forman. Niet wegens Mozarts muziek, want ik ben eerder een Bach- en Beethoven-liefhebber dan een bewonderaar van Wolfgang Amadeus Mozarts indrukwekkende oeuvre, en ook niet wegens de intrigerende en tegelijk compleet geschifte prestatie van Tom Hulce als het muzikale wonderkind dat sinds z’n vierde door z’n vader als een circusaapje om de halve wereldbol gesleept werd om aan beroemde en machtige hoven z’n kunstjes te tonen, maar wel wegens de formidabele krachttoer van F. Murray Abraham die de gefrustreerde Italiaanse componist Antonio Salieri gestalte geeft, een man die als geen ander het genie in z’n jongere collega herkent en die tegelijk verteerd wordt door jaloezie omdat God niet hem, maar die geperverteerde kleine man, zoals hij W.A. Mozart het liefst van al noemde, begiftigd heeft met het unieke talent waarmee hijzelf zo graag gewoekerd had, ter verheerlijking van God, zoals Forman hem zelf laat verkondigen, maar zoveel meer nog ter verheerlijking van zichzelf. Het werd Salieris ondergang, want telkens opnieuw werd hij geconfronteerd met een talent dat het zijne in de schaduw stelde en op het einde van z’n leven moest hij de werkelijkheid onder ogen zien, nl. dat zijn veertig opera’s en de rest van z’n composities in de vergetelheid waren geraakt terwijl de muziek van Mozart in heel de westerse wereld populairder was dan ooit en dat wellicht zou blijven tot in de eeuwigheid.
Het verhaal van Mozarts verblijf in Wenen verneemt de kijker uit de mond van Salieri himself, meer dan dertig jaar na de dood van z’n jonge rivaal. Hij woont ondertussen in een gammel kamertje in een Weens gekkenhuis en hij heeft zelf de roddel verspreid dat hij Mozart heeft vermoord. Hij voert de zelfbeschuldiging als een vaandel, als een zeldzaam ereteken, schijnbaar om te voorkomen dat hij net zoals z’n muziek in de vergetelheid zou geraken. Tegen de jonge priester die hem een bezoek brengt met het doel de biecht af te nemen, doet hij maar graag het verhaal over z’n doodgewone afkomst en Gods welgezindheid waardoor hij het tegen de zin van zijn vader tot muziekleraar van keizer Josef II heeft gebracht en niet veel later tot diens belangrijkste hofcomponist, voorwaar een zegetocht die de weg vrijmaakte voor eeuwige roem. Dat het hof in de ban was van de Italiaanse muziek kwam Salieri goed uit, want zelf was hij in z’n vaderland in die traditie opgevoed en dus was het voor hem een koud kunstje om muziekstukken te fabriceren die in de gunst vielen. Z’n opera’s met mythologische en historische onderwerpen werden alom bejubeld en de eenvoudige composities die hij speciaal voor z’n pupil Josef II schreef, legden de basis voor het vertrouwen dat hem werd geschonken en de eer die hem aan het hof te beurt viel. Maar Mozart gooide roet in het eten, want z’n nieuwe stijl viel eveneens in de smaak bij de keizer en tegen het advies van zijn raadgevers in besloot die om de jonge Oostenrijker in dienst te nemen. Het was het begin van het einde voor Salieri, want ondanks het verwijt van de keizer dat hij teveel noten gebruikte – een verwijt dat ook J.S. Bach in z’n tijd kreeg – ging Mozart het muziekleven in Wenen domineren. De Italiaanse stijl bleef er populair, maar de pittige stijl van Mozart liet een frisse wind door het muziekleven van de hoofdstad waaien. Salieri moest in de jonge Oostenrijker z’n meerdere erkennen en toen die te pas en te onpas tijdens publieke verschijningen de spot dreef met de formalistische stijl van z’n oudere collega, ging Salieri door het lint. Hij zon op wraak, zocht een methode om Mozart te liquideren en hij gooide z’n crucifix in het vuur, want z’n gebeden waren niet alleen niet verhoord, God had er ook schijnbaar alles aan gedaan om hem te vernederen.
De oude Salieri in het Weense gekkenhuis is niet meer dan een schim van de succesvolle hofcomponist van meer dan 30 jaar eerder. De haat en het verdriet hebben z’n gezicht getekend. Alleen in z’n kamertje met een kleine piano herbeleeft hij z’n grote successen en neemt het ingebeelde applaus van toen dankbaar in ontvangst. Dan spreidt hij z’n handen op de borst en glijdt er een waas van zaligheid over z’n gezicht. Voor even. Want bijna tegelijk realiseert hij zich dat Mozart zo veel meer succes oogstte, zo veel beter componeerde, alsof de inspiratie direct van God kwam; God tot wie hij en niet die geperverteerde kleine man elke dag urenlang had gebeden om inspiratie en die hij kuisheid had beloofd, z’n leven lang, een belofte die hij altijd had gehouden, want nooit had hij één vinger naar een vrouw uitgestoken. Maar het was een vruchteloze toewijding en dus wijst hij met een beschuldigende vinger naar de jonge priester die de hele nacht naar z’n betoog luistert en dus indirect ook naar God.
Milos Forman heeft z’n film naar Mozart genoemd en in de meeste scènes speelt Tom Hulce in diverse vermommingen de hoofdrol, waarbij de regisseur niets onverlet laat om het personage voor de kijker uit te leggen: z’n strenge vader, z’n inhalige schoonmoeder en een kindvrouwtje dat alleen maar aan geld denkt. Verteller Salieri blijft tijdens de flashbacks veel meer op de achtergrond en het personage wordt grotendeels gestuurd door de zelfbeschuldigingen van de oude hofcomponist tegen de jonge priester drie decennia later. Met enige fierheid schept hij op over de manier waarop hij Mozart heeft benadeeld aan het hof, stokken in de wielen heeft gestoken toen de jonge componist uit geldnood betalende leerlingen zocht, hem heeft bespioneerd d.m.v. een huishoudhulp die hij uit eigen zak betaalde voor haar informatie over de activiteiten van zijn rivaal, en over hoe hij uiteindelijk plannen heeft gemaakt om diens ondergang te bespoedigen. Als gevolg van de werkwijze van de regisseur ziet de kijker F. Murray Abraham - en dus ook Antonio Salieri – in twee verschillende gedaantes, want tussen de hofcomponist en z’n bejaarde versie zijn nog nauwelijks fysieke of psychische overeenkomsten: tijdens z’n actieve leven aan het hof gedroeg Salieri zich altijd hoffelijk ten opzichte van Mozart en liet hij hem in de waan over zijn echte beweegredenen, in die mate zelfs dat Mozart op z’n doodsbed in z’n rivaal een vriend en een toeverlaat meende te herkennen. En ook aan het hof kreeg men nooit de indruk dat Salieri de nieuwe favoriet van de keizer een slecht hart toedroeg, want de hofcomponist zorgde er wel altijd voor dat z’n kuiperijen als redelijke terechtwijzingen of directe steunbetuigingen aan Mozart ervaren werden. De oudere Salieri laat z’n frustratie en z’n haat jegens Mozart de vrije loop. Van enige sympathie is nog nauwelijks sprake, maar z’n bewondering voor diens compositietalent is intact gebleven en heeft diepe groeven in z’n ziel gekerfd, wegens z’n onmacht om hetzelfde niveau te bereiken en ondanks al z’n inspanningen ter zake z’n naam te vereeuwigen.
Wat er waar of niet waar is over de relatie tussen Mozart en Salieri zoals Milos Forman ze in Amadeus concipieert doet er niet toe. De regisseur heeft nooit beweerd dat hij een biografische film ambieerde en dus kan hij zich een aantal vrijheden permitteren en naar goeddunken accenten leggen die voor de dramatische voortgang van de film belangrijk zijn. Als toeschouwer kan je de film m.a.w. afdoen als flauwe kul of je kan genieten van het vuurwerk dat Forman op het witte doek tovert. Noch voor Mozart, noch voor Salieri maakt het wat uit. Wat telt is de muziek die ze nagelaten hebben en die heeft in elk geval in Mozarts geval eeuwigheidwaarde.
F. Murray Abraham is ondanks de manier waarop de film is gemaakt de echte ster van Amadeus, hoewel dat wegens de vele operafragmenten en voorbeelden uit het symfonische en andere werk van W.A. Mozart in combinatie met de grote aandacht voor het verglijden van z’n privéleven nauwelijks opvalt. Maar dat hij en niet Tom Hulce met de Oscar naar huis ging in 1985 was beslist balsem op de wonde. En die bekroning is terecht en voor F. Murray Abraham die eerder schitterde in Scarface (1983) en twee jaar na Amadeus een interessante rol toegespeeld kreeg in The Name Of The Rose (1986), is Antonio Salieri van wezenlijk belang geweest voor z’n latere carrière. Als Salieri bewijst hij nl. dat hij in staat is om diep door te dringen in een personage en zowel de onmenselijke pijn van een teleurgesteld en gefrustreerd man zichtbaar kan maken als de euforie over een zeldzaam succes. Met weinig meer dan z’n gezicht en z’n handen maakt hij als hoogbejaarde in een rolstoel z’n haat, afkeer en bewondering zichtbaar en voelbaar, waardoor de kijker verplicht wordt om voor Antonio Salieri partij te kiezen, ondanks z’n vijandige houding ten opzichte van een nietsvermoedende en haast kinderachtige Mozart voor wie succes de gewoonste zaak van de wereld lijkt, die openlijk geniet van de bijval die z’n muziek krijgt en die neerkijkt op de Italianen aan het hof, waarmee hij Salieri en z’n kompanen wellicht nog het meest van al kwetst. Maar uiteindelijk is Antonio Salieri zoals F. Murray Abraham hem portretteert veel menselijker dan het hilarische figuurtje dat regisseur Forman van Mozart op ons netvlies projecteert en is hij misschien wel terecht boos op God om het aangedane onrecht.
Bovendien is F. Murray Abraham een veel grotere en interessantere acteur dan Tom Hulce ooit was of zal zijn en het bewijs voor die stelling ligt in het aantal film- en andere producties waarbij beide heren na Amadeus betrokken waren. Abraham liet nog zo’n 85 producties achter zijn naam optekenen (waarvan een tweetal alleen als voice), Hulce daarentegen komt hoogstens op 23 producties uit (waaronder 4 waarvoor hij alleen z’n stem leverde) en sinds de eeuwwisseling was hij nauwelijks in twee films te zien. De eerlijkheid gebiedt ons om u te vertellen dat ook F. Murray Abraham na Amadeus nog maar zelden op de titelrol van een grote of belangrijke rol heeft gestaan, met uitzondering van The Name Of The Rose (1986) en Finding Forrester (2000). In The Bridge Of San Luis Rey (2004) en Last Action Hero (1993) waren zijn bijdragen eerder bescheiden. Sinds de jaren negentig was hij vaak in Amerikaanse tv-series te zien, maar blijkens de opsomming op IMDB is het orderboekje van de inmiddels 73 jarige acteur voor de komende twee jaar toch goed gevuld.
Amadeus is ook na bijna dertig jaar nog altijd een prachtige film die ondanks een tijdsduur van 178 minuten geen moment verveelt en die qua tempo niet moet onderdoen voor hedendaagse producties. Misschien zou een jonge regisseur er voor kiezen om Mozart iets minder als een idioot te karakteriseren, maar dat zou uiteraard ten koste gaan van het contrast tussen de beide hoofdrolspelers en precies daar ontstaat het vuurwerk in deze film. Sinds Amadeus is de naam Antonio Salieri geen onbekende meer in het milieu van klassiekemuziekliefhebbers, maar van een doorbraak van z’n oeuvre is er nooit echt sprake geweest. Salieri blijft een randfiguur, de auteur van een paar goede, maar vooral middelmatige en weinig inventieve composities.
Andere artikels van hetzelfde type
- 2019-01-22 :: COLUMN #17: HERINNERINGEN AAN JE KINDERTIJD
- 2013-09-06 :: COLUMN #16: HOE VERZAMELWOEDE TOCH NOG IETS MET FILM TE MAKEN HEEFT...
- 2013-06-14 :: COLUMN #15: DE KEUZE TUSSEN PASSIE EN PSEUDOWETENSCHAP
- 2013-05-28 :: COLUMN #14: NU FREE RECORD SHOP, STRAKS DE HELE INDUSTRIETAK?
- 2012-10-02 :: COLUMN #12: WAAROM DE CHARME VAN DE BIOSCOOPFILM VERDWIJNT