:: ARTIKELS ::
DVDInfo.be >> Artikel >> Column >> COLUMN #15: DE KEUZE TUSSEN PASSIE EN PSEUDOWETENSCHAP
COLUMN #15: DE KEUZE TUSSEN PASSIE EN PSEUDOWETENSCHAP
Type: Column - Datum: 2013-06-14 - Geplaatst door: Didier

THE STORY OF FILM: DE KEUZE TUSSEN PASSIE EN PSEUDOWETENSCHAP

Net zoals collega William heb ik The Story Of Film van Mark Cousins bekeken, een oneindige marathon die de kijker in meer dan honderd jaar filmgeschiedenis wegwijs moet maken, een onderwerp dat voor iedere filmliefhebber de ultieme uitdaging is, want over deze wonderlijke wereld valt er immers zo veel te vertellen. Ofschoon er niemand in staat is om honderd jaar in twintig uur samen te vatten, moet je toch op zijn minst de passie kunnen delen. Maker Mark Cousins doet dat helaas niet. Wel hangt hij de elitaire zeurpiet uit die over alles en nog wat een (vaak overbodige) uitleg klaar heeft waardoor The Story Of Film één vervelende trip is geworden. Niet alleen omdat het brein achter deze docuserie een zeer saaie man is, maar ook omdat Cousins een conservatieveling eerste klas is. Als je hem moet geloven dan zijn de beste films al lang gemaakt. Hij beschouwt de jaren 20 als de gouden tijd van de film. Alles wat daarna is gemaakt is een beetje inferieur, aldus de Ier. Niet dat we van deze bekrompen mening opkijken, want wat mag je verwachten van iemand die denkt dat Performance van Nicolas Roeg (de meest pretentieuze regisseur aller tijden) de allerbeste film is? Iedereen die ook maar een beetje van film bezeten is zal het er wel eens mee zijn dat  prenten zoals The Birth Of A Nation van D.W. Griffith, The Man With A Movie Camera van Dziga Vertov, Napoleon van Abel Gance of Nosferatu van F.W. Murnau onverwoestbare en baanbrekende klassiekers zijn. Is daarmee de cinemageschiedenis verteld? Iedereen heeft het recht om dat te geloven, maar een filmkenner die het grote publiek het wonder van honderd jaar filmgeschiedenis wil tonen niet, gewoon omdat hij daarmee te weinig respect voor de filmkunst en de fans toont.

Gelukkig voor ons eindigt de filmtrip niet bij de stomme film. Door de komst van de geluidsfilm werd film meer dan louter een kermisattractie of pure kunst zoals dat in Europa het geval was. Film werd plotseling een vlucht uit de saaie (en soms angstaanjagende) realiteit, net zoals literatuur en muziek dat zijn. Mensen keken op naar filmsterren, het werden idolen. Mensen verdiepten zich in het privéleven van de filmdiva's, ze verzamelden foto's en posters en laten we vooral niet vergeten dat ze zich daar heel goed bij voelden. Men ging naar de bioscoop omdat men zich Tarzan waande die diep in de ogen van Jane keek. Dat doen we nog altijd. Wie een bioscoopticket voor The Dark Knight koopt, droomt er stiekem van dat hij of zij Batman is. Niemand op de wereld wil het wenende kind uit Ladri Di Biciclette van Vittorio de Sica zijn.

Volgens Cousins is cinema fout als het geen weerspiegeling van de realiteit is. Hij vergelijkt Hollywood steeds met een kerstbal omdat die fragiel is en elk moment uit elkaar kan spatten. Het is misschien een mooie vergelijking, maar het is vooral dom. Niemand kijkt naar een kerstboom als er geen ballen inhangen. Cousins heeft wel een ander plezier in film gevonden: hij gaat op zoek naar originele filmtechnieken en nog nooit eerder gebruikte camera-instellingen. Terecht, want film kan ook kunst zijn, alhoewel de historicus ook daarmee een grove fout maakt. De cameratechnieken in C.T. Dryers La Passion De Jeanne d’Arc zijn innovatief en verbluffend, maar dat geldt evengoed voor Paul W.S. Anderson in Resident Evil. Alleen zullen serieuze critici zoiets nooit zeggen, voor hen is cinema immers gestopt na Citizen Kane. Maar is techniek nu werkelijk de essentie van film? Meer zelfs, zou het gewoon niet kunnen dat Welles zijn cameratechnieken toevallig ontdekte? Ik bedoel maar, er moet ooit iemand als eerste het kikker- en vogelperspectief uitgevonden hebben?

Cousins vindt het normaal dat hij (net zoals al die andere critici) met geen woord over sommige genres rept. Wat met de musical? Wat doe je met de western? En neen, een paar lovende woorden over Stagecoach (een briljante, maar gedateerde film) en Once Upon A Time In The West volstaan niet. Deze filmkenner zwijgt in alle talen over zowel de actie- als de horrorfilm. Wel spendeert hij zeeën van tijd aan documentaires uit Zuid-Amerika die geen mens heeft gezien en die  zelfs (wegens onbeschikbaar) geen mens kán zien. Dat is neerkijken op het filmpubliek, mijnheer Cousins! En wat critici ook mogen beweren, in de jaren 70 was Ilsa, De Wolvin Van De SS hét succesnummer, niet de elitaire hippiefilm The Holy Mountain.

Film is geen wetenschap en dat lijkt Cousins niet te snappen. Op een oersaaie manier probeert hij de kijker ervan te overtuigen dat Ozu of Ford van de weinige cineasten zijn die wel filmkunst maken. Orson Welles is inderdaad een geniale regisseur en Hitchcock is zonder meer de maker van heel wat meesterwerken, maar stopt het daarmee? Cousins is een verbitterde filmfan die er al lang van overtuigd is dat er nooit meer een tweede Fritz Lang geboren zal worden. En kijk, het is net door zulke idiote gedachten dat het moderne filmpubliek niet langer de schrijfsels van critici lezen. Filmcritici van vandaag zijn vervreemd van hun grote liefde, de film. De recensenten maken van zichzelf sterren. Ze denken dat ze proza schrijven en omdat ze beter dan de rest willen zijn, prijzen ze films aan waarvan niemand gehoord heeft. Het zijn immers zij die de films hebben ontdekt, niet waar?

Als filmfreak heb ik in mijn leven al heel wat reviews gelezen, maar de laatste tijd ben ik daarmee gestopt. Het is misschien vreemd dat een hobbyrecensent (what’s in a name!) zoiets schrijft, maar ik ben volledig uitgekeken op de ivoren torens waarin deze kenners wonen. En zoiets stemt mij triest, want jonge mensen hebben nood aan filmcritici die hun warm maken voor de andere film. Jawel, begrijp mij niet verkeerd, er is meer dan Hollywood, maar je bereikt de mensen niet door ze belachelijk te maken of door op hen neer te kijken. Een mening blijft immers een mening, zelfs al komt die van een journalist bij De Standaard. Zelf heb ik het geluk dat ik wat ouder ben, maar ik zou niet graag in de schoenen van een jonge filmfan willen staan. Cousins windt zich wel op over het feit dat niemand interesse toont in Afrikaanse cinema, maar hoe doe je dat? Heb je er al eens bij stil gestaan wat een achttienjarige filmfanaat moet doen om bijv. een Fassbinder-film te zien? Niet alleen zijn die films nog nauwelijks beschikbaar op dvd, ook worden ze zelden of nooit op televisie vertoond. De enige manier is (tja) ze illegaal op het net bekijken.

Als een klassieker al eens de buis haalt, heb je een vergrootglas nodig om dat in de programmering terug te vinden. Onlangs zond Canvas nog eens Jour De Fête van Jacques Tati uit. Niet alleen gebeurde dat op een onmogelijk uur (zaterdagmiddag om vier uur), ook werd de film zonder één woordje uitleg vertoond. Is het dan zo moeilijk om een filmkenner (en liefst een filmfan) te laten uitleggen waarom die film zo speciaal is. En neen, we hebben geen filmkenners nodig die zich schamen voor het feit dat zij verzot zijn op Spiderman, geen filmcritici die wereldcinema belangrijker vinden dan Hollywood en evenmin recensenten die een film twee punten extra geven omdat hij in Peru is gemaakt. We hebben nood aan serieuze critici die niet neerkijken op alles waar het normale filmpubliek naar kijkt. In Vlaanderen zijn Roel Van Bambost, Jan Verheyen of Lieven Trio van Prime ideaal voor deze klus. Het zijn filmkenners die nooit vergeten dat er ook filmfans zijn.

Critici die de rest van de bevolking als plebs zien zijn om van te kotsen en jammer genoeg behoren de meeste recensenten tot deze categorie. De uitdaging van een recensent moet erin bestaan om de kijker warm te maken voor een ander soort cinema en dat doet hij niet door de blockbusters in hun blootje te zetten of door ze te negeren. Want tja, tot spijt van wie het benijdt, zal wellicht het zesde luik van The Fast & The Furious dit jaar het meeste geld in het laatje brengenWij willen geïnformeerd worden door filmkenners die van cinema houden en die de mensen proberen te overtuigen dat er ook een Nicolas Winding Refn op deze aardbol rondloopt.

De filmkritiek van vandaag kent geen gulden middenweg meer, ook niet in Vlaanderen. De recensenten van Knack, De Standaard, de Zone-krantjes, Cobra en zelfs De Morgen schrijven voor mensen die twee keer in hun leven naar de bioscoop gaan, mensen die het veel te druk hebben om naar de bioscoop te gaan, maar die toch hun zegje over de nieuwe Haneke willen hebben. Want, ja mijnheer, wij willen op recepties ook een woordje mee kunnen klappen over de betere filmcultuur, begrijp je? Neen, begrijp ons niet verkeerd, Amour is het werk van een genie, maar de woorden van de critici waren wel zeer voorspelbaar, niet?


Zonder dat je de artikels van de nieuwe generatie filmkenners leest weet je welke films ze met de grond zullen gelijk maken en welke ze zullen ophemelen. Wordt het niet tijd dat men ook iets voor filmfans schrijft? En als het kan, door filmfans die ook weten dat er naast Lord Of The Rings ook surrealistische films van Buñuel bestaan. Mensen die wekelijks naar de bioscoop trekken en een groot deel van hun zuurverdiende centen aan dvd’s en Blu-ray’s uitgeven worden door de filmcritici gewoon vergeten. Voor hen zijn ze niet intelligent genoeg. Serieuze critici schrijven geen dure woorden voor zulke tweederangsburgers.

Bijna schreef ik  “gelukkig is er nog DVD Info…” Dat is niet waar, want eigen lof stinkt en we zijn zeker  niet de enigen op de markt (lees gewoon Empire of Total Film), maar om nu te zeggen dat we ons minder voelen dan de heren van Cobra of Knack Focus. Neen dat nu ook weer niet... De recensent is dood, leve de filmfan!





UIT HET ARCHIEF